top of page

Vormgeving Dans
Ruimte:
- In welke ruimte vond de voorstelling plaats?
- Welk effect heeft de ruimte op de voorstelling?
Toneelbeeld:
- Decor, licht, kostuums, grime, attributen, film/video, etc.
​
Formatie:
- Aantal dansers / wat was de opstelling van de dansers op het podium?
​
Beweging:
- Bewogen de dansers gelijk of ongelijk?
- Soorten bewegingen (denk aan: vloeiend - hoekig - zwevend - regelmatig - onregelmatig - etc.)
​
Muziek:
- Wat voor sfeer gaf de muziek?
- Was het live of was het een opname?
- Welke genre?
- Wat voor soort instrumenten?
​
​
​
​
bottom of page